Aanpak van kinderarmoede is een van de speerpunten van het huidige kabinet. Met ongeveer 220.000 kinderen in armoede is dat ook hard nodig. Alleen, ik vraag me dan af wat de aanpak is. Die kan onmogelijk alleen op kinderen zijn gericht. Gemakshalve ga ik er dus van uit dat niet alleen de ouders of verzorgers worden meegenomen maar vooral ook alle problemen waarmee veel huishoudens in armoede kampen.
Ik hoop op een brede aanpak én beleid. Wat ik hiermee bedoel? Kinderarmoede zit veel dieper dan ‘alleen maar’ geld. Kinderen in armoede leven in gezinnen in armoede en hebben vaak met veel meer problemen te maken. Armoede is een veelkoppig monster Het raakt de jeugdzorg, de Participatiewet, toegankelijkheid van de samenleving (letterlijk en figuurlijk), kansen op de arbeidsmarkt, beschikbare woningen en ga zo maar door. Er is vaak sprake van langdurige werkloosheid of laagbetaald werk. Vaker dan gemiddeld gaat het om gebroken gezinnen, huiselijk geweld, drugsgebruik en vooral uitzichtloosheid. Ik heb het van dichtbij gezien in mijn eerste baan.
Net afgestudeerd – met stageonderzoek over de straatkinderen van Bolivia – koos ik bewust voor een praktische functie in de jeugdhulpverlening, om zo dicht mogelijk bij mensen te staan die het moeilijk hebben. Een van mijn eerste ‘cliënten’ was een zestienjarige jongen die door veelvuldige contact met politie en justitie uiteindelijk bij mijn werkgever werd gemeld voor hulp. Ik kreeg de opdracht om hem binnen zes weken terug te krijgen op school, een vrijetijdsbesteding te bezorgen, en een bijbaantje te regelen om hem van het criminele pad te krijgen. Ik kan verklappen: dit is niet gelukt.
Sterker nog: hij pleegde een moord en belandde in jeugddetentie. Uiteindelijk werd de liefde zijn redding, hoorde ik jaren later van zijn moeder die ik op straat tegenkwam. Hij werd verliefd op een meisje en kreeg daardoor langzamerhand zijn leven in het gareel.
Nadat zijn dossier op mijn bureau belandde vroeg ik hem om langs te komen voor kennismaking. Vervolgens ging ik bij hem langs. Ik werd ontvangen in de flat waar hij met zijn moeder en jongere zusje en broertje woonde. De afspraak was laat in de middag maar moeder had haar nachtjapon nog aan. De kinderen zaten voor de televisie. Het geluid stond zo hard dat een normaal gesprek niet mogelijk was. Op de tafel lag een stapel ongeopende brieven en de woning was ingericht met oude en kapotte meubels. Het aanrecht stond vol vuile vaat. Achter de problemen van deze jongen schuilde een diepgaander probleem. Hij was opgegroeid in een gebroken gezin, in armoede, met geweld en mishandeling, en drugsmisbruik. Hij was op zichzelf aangewezen. Zijn leven was vooral óverleven. Moeder vertelde hoe haar man haar regelmatig sloeg en mishandelde waar haar zoon bij was. Ze ging weg met de kinderen nadat hij een keer een pistool op haar richtte met de dreiging dat hij dit op een dag zou laten afgaan.
Mijn hulpverlening, zo realiseerde ik me, moest zich niet alleen op de 16-jarige jongen richten maar op het hele gezin. Moeder had ondersteuning nodig bij haar administratie, solliciteren en opvoeding. Ze was boos op zichzelf en vond dat ze was tekortgekomen in haar rol als moeder. Gesprekken met haar gingen altijd gepaard met huilbuien. Hoewel ik hierin geen expert was en geen geld beschikbaar had om haar te ondersteunen, ging ik aan de slag en hoopte ik op een wonder. Ik maakte afspraken met hem én met zijn moeder. Samen op de bank openden we de post en lazen alles samen. Ik hielp haar met telefoontjes naar de sociale dienst, de gemeente, maatschappelijk werk, de huisarts, deurwaarders, bij het opstellen van een CV en het schrijven van sollicitatiebrieven.
Maar het was dweilen met de kraan open. De problemen waren niet alleen hardnekkig en vergden diepgaandere oplossingen dan wat ik kon bieden. Wat mij toen al opviel was de onverschilligheid van betrokken instellingen, gebrek aan samenwerking en een integrale oplossing voor het hele gezin. Belde ik de gemeente en vertelde ik dat ik eigenlijk alleen hulp kon bieden aan de jongen, maar dat moeder intensieve hulp nodig had, dan kreeg ik te horen dat er geen geld was. Ik moest maar doorverwijzen naar het maatschappelijk werk.
Dit verhaal is niet een paar jaar geleden gebeurd. Het is een verhaal van 26 jaar geleden. In al die jaren is er helaas weinig veranderd.
Dé oplossing voor armoede is preventie. Zorg dat huishoudens kunnen rekenen op bestaanszekerheid: uit loon, een uitkering of een combinatie van beiden is. Als er aan het begin van de maand maar genoeg geld is om van te leven.
Als preventie mislukt – dat zien we bij zo’n 1,2 miljoen Nederlanders – en we moeten aan de slag met het oplossen van problemen dan is het hoognodig dat we gezinnen niet ‘opknippen’. Kijk niet alleen naar die jongen die ontspoort, of naar moeder die niet aan de slag komt. Kijk naar het hele plaatje.
Arme kinderen komen uit arme gezinnen.
Amma Asante
Voorzitter LCR
Jouw stem helpt om aandacht te krijgen. Dus zorg dat iedereen die kan horen.